Het ging goed. Zowel onderweg als 'op locatie'. Daar leek het vanmorgen nog niet echt op, want Xander was vanaf vanmorgen al nogal...uh...humeurig zeg maar. Hij werd vlak voor we weggingen behoorlijk boos toen hij van mij naar de wc moest, en er daarna Emla geplakt moest worden. Schreeuwen, overdwars op de bank liggen, weigeren mee te werken. En toen was ik het zat. Ik gooide er een flinke stemverheffing in, en gelukkig was het niet-meewerken ineens over. Na nog wat gemok en geklaag tegen Raffi in de auto, werkte het rijden op de snelweg werkelijk als medicijn. 'Mama kijk een elektrische auto!' 'Mama, kijk een Scania!' 'Een dikke Tesla, mama, zie je dat?'.
We kwamen ruim op tijd aan in het Maxima, maar dat geeft geen enkele garantie op ook tijdig weer weg kunnen. Pas na drie kwartier werden we opgehaald voor het aanprikken. Ook dit was weer business as usual. Xander blijft het zo eng vinden. Inmiddels hebben we een modus, en de meeste verpleegkundigen kennen hem nu, dus pakken ze door terwijl hij bij mij in de houtgreep zit. Terwijl hij op mijn schoot zit op de behandeltafel, doe ik mijn benen over zijn benen om ze vast te houden, met mijn handen hou ik zijn handen omhoog en vast, de pedagogisch medewerker trekt het shirt omhoog, de verpleegkundige ontsmet en prikt, en de tweede verpleegkundige geeft alles aan en helpt mede kalmeren. En dan nog ontspannen een liedje proberen te zingen. Het blijft elke keer toch een dingetje. En toch elke keer weer mee gaan naar de behandelkamer terwijl je weet als kind dat dit je te wachten staat. Ik vind het knap, en ondanks de scène doet hij het gewoon keigoed.
Maar toen hij weer gekalmeerd was, kon ik een driewieler bemachtigen, en maakten we fijn een rondje over de loopbrug.
Na een klein poosje kwam dokter Martine naar ons toe. Ze gaf aan dat ze vanmiddag nogal krap zat qua planning omdat ze een begrafenis had. Of het een probleem was dat de verpleegkundig specialist naar Xander zou kijken. Nee hoor, we zijn flexibel, en ik gok dat ze dat ook van ons weet en daarom aan ons vroeg.
Ze bleef even met Xander kletsen. Hij was nog wat mokkig vanwege het aanprikken, maar terwijl hij wilde blijven doen alsof hij boos bleef, kwam er een ontzettend dikke grijns op zijn gezicht toen hij haar in het vizier kreeg.
Na verloop van tijd keek Martine me een paar keer aan, terwijl Xander alle kanten op keek omdat er van alles om hem heen gebeurde, en zei ze tegen mij: 'Wat is het toch een ongelooflijk lief kereltje, en wat doet hij het toch goed!'. Ik antwoordde: 'ik vind het zo mooi te zien hoe hij jou werkelijk echt volledig vertrouwd. Ik kan hem gerust een dag meegeven aan je, hij doet álles voor je.'
En ineens brak ik en moest ik ff huilen. Ik gelijk: 'Sorry, ik weet niet wat er nu gebeurt, ik huil normaal nooit zo hier!' Ik hoefde het niet uit te leggen aan haar. Ze snapte het.
De liefde die zij heeft voor de kinderen. Het vertrouwen. Het gevoel dat werkelijk elk kind, en ook Xander, voor haar bijzonder is: dat raakt me zó diep.
Als je in het Maxima werkt, moet je wel iets met kinderen hebben. Maar ik weet ook dat er veel oncologen zijn die veel meer dingen overlaten aan de verpleegkundig specialist. En dat is heel normaal, daar is eigenlijk de verpleegkundig specialist voor.
Ik zei tegen Martine dat het mij opviel dat wij haar eigenlijk, in vergelijking met verhalen van andere ouders met andere oncologen, veel zien. Ze antwoordde: 'Ik weet het. Maar weet je, ik zie mijn kindjes het liefst zelf.'
Míjn kindjes. En zelf zien. Zij ziet Xander. Niet alleen als het kind met de Wilms tumor. Maar ook als dat kind wat elke keer zo z'n best doet. Die steeds vertrouwder raakt in het ziekenhuis. Die met een noodgang haar spreekkamer binnen racet op zijn driewieler. Die het alleen háár toestaat hem te onderzoeken, zonder te huilen. Die volledig vertrouwen heeft in haar, wat ze ook doet.
En dat is zo mooi om te zien. Zo ontroerend. Dat doet wat met ons, maar ook met Martine.
En dan kunnen we alleen maar dankbaar zijn dat God ons haar als ons behandelend arts heeft gegeven. Dokter Martine, die in het voorbijlopen even met haar hand tegen mijn hand aantikt: 'Leo komt jullie zo echt halen hoor!' (Leonie, de verpleegkundig specialist bedoelt ze). En als ik haar later weg zie gaan in haar dagelijkse kloffie, ze op de 8e traptrede blijft staan, een rondje draait, mij zoekt en als er oogcontact is, even een kushand toewerpt. 'Succes hè!' En verder doorholt naar beneden...
Oja, Leonie: ook zo'n geweldige meid. Ze haalt Xander op, en het eerste wat ze doet op de spreekkamer is Googlen. Even die auto opzoeken van de vriend van haar vriendin. Dat was een hele bijzondere, en toen ze die zag moest ze meteen aan Xander denken.
Of die in haar vrije tijd naar tractorpulling gaat, en zich ineens bedacht dat wij ook uit de buurt komen: misschien is Xander er ook wel.
Over betrokkenheid gesproken. Ik blijf me verbazen en verwonderen.
Ja, het blijft een ziekenhuis. Ja, het is wachten en nog eens wachten. Ja, planningen gaan eindeloos overhoop. En als je daar niet mee leert omgaan, kun je veel frustraties ervaren.
Maar hoe fijn is het als je dat aan de kant mag leggen, en mag zien met hoeveel liefde en kunde deze mensen er voor je willen zijn. Dan ontmoet je hen niet als dokter of verpleegkundige, maar als medemens. En dan is het, behalve een moeilijk traject, ook een traject met hele mooie momenten en ontmoetingen die we koesteren. Waar we simpelweg 'Dank U wel Heer', voor zeggen.
Oja, de kuur dan. De bloedwaarden waren goed, dus de kuur kon gewoon gegeven worden. Volgende week is het ook een lichte kuur, dan hoeven we zelfs niet in Utrecht te zijn, maar naar Ede. Op dinsdag, vanwege Pinksteren. Dus een 'makkie' deze weken...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten